Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want in hun [18]mond is niets rechts, hun [19]binnenste is [20]enkel verderving, hun [21]keel is een open graf, met hun tong vleien zij. 18. Zij spreken niet dan valsheid en bedrog. [Hebr. in zijn mond: Dat is, in den mond van een ieder van hen] zie Job 15:5. 19. Zij dragen in het hart niets dan een bitter voornemen om den vromen verdriet, schade en ellende aan te doen. 20. Hebr. in het getal van velen, verdervingen, schenderijen, ergheden, verkeerdheden, strekkende tot des naasten verdriet, schande en verderf. 21. Zij haken en janken naar der vromen verderf en ondergang. Dit past de apostel [ Rom.3:13] op alle mensen, aangezien in hun natuurlijke verdorvenheid en boosheid. Verg. onder, hfdst.14 vs.2, enz.